Vervangende machtiging kantonrechter ex artikel 5:121 BW.
Dit geschil bestaat uit twee onderdelen, te weten I) het onderdeel dat ziet op het vervangen van de ramen en kozijnen en II) het onderdeel dat ziet op het vervangen van de intercominstallatie.
Op grond van het bepaalde in artikel 5:121 lid 1 BW kan de kantonrechter onder meer een vervangende machtiging verlenen, indien één of meer appartementseigenaren ) zonder redelijke grond weigeren om hun medewerking of toestemming te verlenen aan het besluit. Voor de vraag of daarvan sprake is zijn alle relevante omstandigheden van belang. De kantonrechter beantwoordt deze vraag ontkennend.
De kantonrechter is van oordeel dat de VVE genoegzaam heeft onderbouwd dat vervanging van alle ramen en kozijnen noodzakelijk is. De noodzaak tot vervanging blijkt uit het rapport van VvE Belang, waarin zij immers uitdrukkelijk heeft geschreven dat de kozijnen op de kopse kant compleet versleten zijn, dat de houten kozijnen in de gevel (slaapkamerkozijnen) gevel ook veel problemen (tocht en lekkage) geven, dat de kwaliteit van de kozijnen zeer slecht is, dat reparatie of herstel gelet op de aangetroffen staat onbegonnen werk is en dat om die reden vervanging van deze kozijnen noodzakelijk is. Verder heeft VvE Belang in haar bezoekrapport geadviseerd alle kozijnen te vervangen door nieuwe houten of kunststofkozijnen en dat uit kostenoogpunt vervanging door kunststofkozijnen gewenst is. Ook BB heeft in haar rapport geconcludeerd dat bij enkele woningen gebreken aan de kozijnen zijn geconstateerd, dat er reeds twee ramen zijn vervangen, dat er diverse reparaties aan ramen zijn uitgevoerd en dat niet is uit te sluiten dat nadere vervanging in de toekomst noodzakelijk zal zijn. Voorts blijkt de slechte staat van de kozijnen ook uit de door de VVE als productie 18 in het geding gebrachte foto’s, die onweersproken zijn gebleven. De enkele omstandigheid dat de kozijnen medio 2015 zijn geschilderd leidt niet zonder meer tot de conclusie dat vervanging niet noodzakelijk zou zijn. Dit alles betekent dat Verweerders op dit punt geen redelijke grond hebben om hun medewerking aan de uitvoering van het besluit te weigeren.
II. Het vervangen van de intercom
Als meest verstrekkend verweer hebben Verweerders aangevoerd dat de VVE niet ontvankelijk is in haar verzoek met betrekking tot het vervangen van de intercom, aangezien het bestuur van de VVE nimmer door de ALV is gemachtigd een procedure ten aanzien van de vervanging van de intercominstallatie aanhangig te maken.
Dit verweer slaagt. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 41 lid 4 van het Modelreglement behoeft het bestuur de machtiging van de ALV voor onder meer het instellen van rechtsvorderingen. Dat de ALV de VVE heeft gemachtigd voor het voeren van de onderhavige procedure betreffende het meewerken aan de vervanging van de intercominstallatie is niet gebleken. Uit de notulen van de vergadering van 6 april 2017 blijkt slechts dat de ALV heeft gestemd over de vervanging van de intercominstallatie en aan wie de VVE deze opdracht zal gunnen, hetgeen overigens door de VVE is erkend. Nu de vereiste machtiging ontbreekt is de VVE in beginsel niet-ontvankelijk in haar verzoek. Om proceseconomische redenen wordt de VVE evenwel in de gelegenheid gesteld de noodzakelijke machtiging voor het aanhangig maken van de procedure betreffende de medewerking aan het vervangen van de intercominstallatie alsnog in het geding te brengen.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBMNE:2018:503